Tag Archives: Christendom

Over Lijden En Geluk

“Nee, afgrijselijk”, roept de wijze bij het aanzicht van een oude dame.
“Afschuwelijk”, zegt hij als hij bekend wordt met het feit dat het lichaam geteisterd kan worden door lichamelijke achteruitgang. “Het leven is lijden en ik zal mijn en uw lijden verbannen als u mij volgt”, roept de wijze onwetend van de noodzaken van pijn.

“Geluk is het ultieme doel.
Komt met mij en neemt mee uw kinderen.
Ik breng u daar.
Geluk ligt aan onze horizon – ik leer u om ernstig te sterven zodat u over de horizon gelukkig en pijnloos kunt leven”.
Aldus sprak de engel, of was het de duivel in vermomming?

Hoe het Christendom zich tegen Jezus Christus heeft gekeerd

Friedrich Nietzsche maakt de volgende interessante observatie in De Antichrist (1888): “in principe was er nooit meer dan één Christen, en hij stief aan het kruis” (AC, par. 39).[1] In deze post behandel ik wat Nietzsche bedoelt met deze zin en geef ik weer hoe Christelijke priesters zich volgens Nietzsche tegen de leer van Jezus Christus hebben gekeerd. Ik zal laten zien dat hoewel Nietzsche vernietigend oordeelt over het Christendom, hij zich vrij mild uitlaat over Jezus zelf. Allereerst echter, zal ik kort Nietzsches kritiek op het Christendom behandelen zodat de lezer wat meer bekendheid verwerft met het filosofisch pespectief waarmee Nietzsche naar het Christendom kijkt.

Nietzsches kritiek op het Christendom
Het is algemeen bekend dat Nietzsche volhardend anti-Christelijk is. In de laatste passage van De Antichrist spreekt hij het volgende oordeel uit over het Christendom:

“Ik noem het Christendom de ene grote vloek, de ene grote innerlijke verdorvenheid, het ene grote instinct van wraak waarvoor geen middel te giftig, te heimelijk, te onderaards en te onbeduidend genoeg is – ik noem het het ene onsterfelijke schandvlek van de mensheid…”[2]

De voornaamste reden waarom Nietzsche zich zo vernietigend uitspreekt over het Christendom is dat hij meer begaan is met ‘grootheid’ dan met ‘goedheid’. Hij rangschikt culturen naar de manier waarop ze met het lijden omgaan. Volgens Nietzsche impliceert grootheid een bereidheid om immense pijn te weerstaan, te verwerken en te benutten voor de verwording van een hoger type persoon. Terwijl de meesten ‘goedheid’ associëren met de verwijdering of het ontwijken van het lijden ziet Nietzsche juist immense waarde in het lijden. Hij denkt dat lijden onlosmakelijk verbonden is aan een leven vol voldoening en ziet dat deze twee – lijden en een voldaan leven – dicht tot elkaar staan. Niemand is in staat om onmiddelijk in een eerste poging een grootse positie in te nemen in het leven. Om tot grootse daden te komen moeten we door een proces van pijn, angst en vernedering heen. Zo schrijft Nietzsche in één van zijn notities die uiteindelijk verzameld zijn in het posthuum verschenen werk, De Wil Tot Macht, dat hij iedereen die hem enigszins beroert het volgende toewenst: lijden, eenzaamheid, ziekte, onbejegening, zelfverachting en de kwelling van zelfwantrouwen. Hij zal geen medelijden met hen hebben, omdat deze toestanden die hij hen toewenst zullen bewijzen of zij wel of niet waardig zijn.

Om grootser te worden is er een bepaalde houding nodig ten opzichte van het leven: een liefde voor het leven, een liefde voor het lot wat je overkomt (amor fati) en een liefde voor het wereldse. Volgens Nietzsche schiet het Christendom hierin schromelijk tekort. In plaats van dat het Christendom het werkelijke leven op aarde omarmt, heeft ze een fictieve wereld geschapen alsof de realiteit haar beangstigt. Ze is niet meer in aanraking met de realiteit en haar fictieve wereld is gebaseerd op een haat jegens het natuurlijke. In passage 18 van De Antichrist schrijft Nietzsche: “Met God is er een vijandschap verklaard tegen het leven, de natuur en de wil tot het leven!”[3] Nietzsche verzet zich tegen het Christendom en laat Zarathoestra de volgende woorden uitspreken na de verkondiging dat ‘God dood is’[4]:

“Een nieuwe trots leerde me mijn ego die ik de mensen leer: niet meer het hoofd in het zand van hemelse dingen te steken, maar om het vrij te dragen, een aardenhoofd, een die de aarde zin verschaft!”[5]

“Het waren de zieken en de stervenden die het lichaam en de aarde verachtten en een hemelse wereld hadden uitgevonden…”[6]

Nietzsche noemt Christenen de zieken en de stervenden, omdat hij hen associeert met de zwakkere, lagere klasse die in een wraakpoging om de aristocraten te overheersen een moraal hadden ontwikkeld die de krachtige en levensomarmende waarden van de aristocraten revalueerden tot een kwaad moraal. Daarentegen verhieven zij levensnegerende waarden die voorheen door de aristocratie werden geassocieerd met ‘slecht’ als ‘gewoonheid’, ‘armoede’, ‘zwakheid’, ‘krachteloosheid’ en ‘medelijden’ tot het goede moraal. Deze opstand van de zwakkeren tegen hun heersers is wat Nietzsche ‘de slavenopstand in moraliteit’ noemt.[7]

Als God toch al dood is, waarom bekommert Nietzsche zich dan nog zoveel om het Christendom en waarom noemt hij het “het ene onsterfelijke schandvlek van de mensheid”? Volgens mij heeft Nietzsche hier twee redenen toe: (1) hij gelooft dat hoewel vrijwel niemand van de intelligentsia nog gelooft in Bijbelse kinderlijke verhalen, de Christelijke ethiek nog eeuwen door zal leven in de maatschappelijke inspanningen om de samenleving te nivelleren en te democratiseren. Volgens Nietzsche ligt de oorsprong van zulke inspanningen in het zwakke levensnegerende slavenmoraal van het Christendom. Hij gelooft dat zulke inspanningen de progressie van de mensheid tegenhouden; en (2) Nietzsche maakt zich zorgen om het passief nihilisme – de acceptatie van het idee dat morele waarden en waarheid geen absolute geldigheid hebben en het leven zinloos is – dat zou worden ingezet door de dood van God. Nietzsche wilt ons een oplossing bieden voor dit nihilisme en ziet de Übermensch als de uitweg. De Übermensch is kortweg gezegd de persoon die zijn eigen waarden kan creeëren en zichzelf zin kan geven in het leven.[8]

Hoe priesters de leer van Jezus hebben verdraaid
Nu er wat meer duidelijkheid is verschaft over het filosofisch perspectief waarmee Nietzsche het Christendom beoordeelt, zal ik een uiteenzetting geven van Nietzsches kijk op Jezus. Men zou na het lezen van Nietzsches kritiek op het Christendom kunnen denken dat Nietzsche zich net zo vernietigend zou uitspreken over Jezus. Toch is dit niet waar. In De Antichrist maakt hij met een verfijnde scherpzinnigheid duidelijk dat er een onderscheid is tussen wat het Christendom verkondigt en wat Jezus Christus zelf heeft verkondigd. Na bijna twee duizend jaar interpretaties en verdraaingen van Jezus’ leer probeert Nietzsche op ingenieuze wijze de authentieke psychologie van Jezus te reconstrueren. Hij denkt dat het authentieke karakter van Jezus ondanks de vertekeningen nog altijd aanwezig is in de evangeliën.

Het Christendom beweert dat verlossing degene toekomt die gelooft in Jezus Christus de Verlosser wiens dood aan het kruis een offer is geweest voor de vergiffenis van de zonden van de mensheid. Echter, heeft Jezus zichzelf volgens Nietzsche nooit gezien als degene die de mensheid actief zou verlossen van haar zonden. Jezus gelooft namelijk dat verlossing een nieuwe manier van leven is waar iedereen zelf toegang tot heeft en hij stelt zijn dood als ultiem toonbeeld van hoe we zouden moeten leven. De kern van deze levenswijze is om te houden van iedereen, inclusief kwaadwillige mensen. Nietzsche beschrijft Jezus’ levenshouding als volgt in passage 35 van De Antichrist:

“Het was een manier van leven die hij de mensheid achterliet: zijn houding voor de rechters, voor de vervolgers, voor de aanklagers en bij alle soorten belasteringen en versmadingen – zijn houding aan het kruis. Hij weerstaat niet, hij verdedigt niet zijn recht, hij doet geen stap om de exstreemste consequenties te ontlopen, meer nog hij provoceert ze … En hij bidt, hij lijdt en houdt van hen die hem kwaad doen… Niet zich weren, niet boos worden, niet verantwoordelijk maken… Maar ook niet het kwade weerstaan – hen liefhebben…”[9]

Alleen door zo te leven ben je volgens Jezus in het paradijs, zo ben je een kind van God. Het koninkrijk des Gods is dus een ervaring van het menselijk hart dat vrede kent. Het rijk Gods is zuiver innerlijk en is toegankelijk voor iedereen in het heden. De nadruk van Jezus’ leer ligt niet in geloof per se, maar in de attitude en handeling van non-interventie. Nietzsche bekritiseert de Christenen na Jezus ervan dat ze Jezus’ leer nooit hebben geleefd. Hij hekelt hun hypocriete handelswijze dat gebaseerd is op wereldse egoïsme, trots en wil tot macht – juist de dingen die in tegenstelling staan tot Jezus’ ontzegging van het leven. Vandaar dat Nietzsche zegt: “in principe was er nooit meer dan één Christen, en hij stief aan het kruis”. De Jezus die door Nietzsche geschetst wordt is iemand die wereldvreemd is en die buiten zijn milieu staat – buiten alle religie, tijd en cultusopvattingen. Volgens Nietzsche is ook Jezus een decadent figuur die losstaat van de realiteit. Hij erkent het belang van de wereld niet en heeft door zijn extreme gevoeligheid voor pijn en irritatie een instinctieve haat jegens realiteit. Zodoende rebelleert Jezus met zijn boodschap van de nieuwe levenswijze tegen de realiteit, tegen Joodse religieuze instituten en de toenmalige hiërarchie in de samenleving die in stand werd gehouden door Joodse priesters. Nietzsche benoemt Jezus in passage 27 van De Antichrist tot de

“heilige anarchist die de laagste van het laagste, de uitgestotenen, de ‘zondigen’ en de Chandala van het jodendom bijeenroept om in opstand te komen tegen de gevestigde orde.”

Door niet te veroordelen heeft Jezus de opstand tegen de Joodse leer van ‘zonde’ en ‘boete’ ingezet. In de ogen van de Joodse heersende klasse en hoge priesters is Jezus een politiek crimineel. Ze hebben hem daarom uitgeleverd aan Pilatus en zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor Jezus’ dood. Het is door een misinterpretatie van Jezus’ kruisiging waarmee de discipelen van Jezus zich hebben gekeerd tegen zijn leer: in hun zoektocht naar waarom Jezus heeft moeten sterven geven zij de schuld aan de heersende klasse. Zij hebben de kruisiging van Jezus nooit kunnen aanvaarden en in deze non-acceptatie nemen ze een toevlucht tot wraak, de instinct die bij uitstek onevangelisch is. Zo verheffen ze Jezus boven hun vijanden tot de Messias, tot de zoon van God en beloven ze toekomstige boetes voor hen die kwade daden begaan op aarde. Dit alles in tegenstelling tot Jezus’ doctrine dat iedereen de zoon van God kan zijn en de hemel kan ervaren in hun huidige leven door zachtaardig te handelen, iedereen lief te hebben en niemand te veroordelen. Hoe heeft God Jezus kunnen laten sterven? Daarop antwoorden de discipelen van Jezus: God heeft zijn zoon opgeofferd voor de vergiffenis van onze zonden. Volgens Nietzsche is het voornamelijk Paulus de apostel geweest die de geschiedenis van Jezus en het Christendom heeft vervalst. Hij is degene die aan de basis staat van wat later de verlossingsleer van de kerk is geworden – juist datgene waar Jezus tegen heeft gepredikt. Het is grotendeels aan Paulus te wijten dat concepten als ‘morele orde van het universum’, ‘zondaar’, ‘Verlosser’, ‘laatste oordeel’ en een ‘onsterfelijke ziel’ op zijn gekomen in het Christendom, concepten die volgens Nietzsche allemaal gehanteerd en benut worden door Christelijke priesters en kerken om zichzelf te verrijken met macht. Met de onsterfelijke ziel wordt de betekenis en doel van het leven nadrukkelijk verplaatst naar het hiernamaals wat alle instincten tot persoonlijke groei in dit leven beonderdrukt. Uiteindelijk is alles wat God van de mensheid verlangt niets anders dan wat de priesters zelf van mensen eisen – en o wee als men niet luistert, dan zal men gestraft worden voor zijn zonde. Dit alles heeft volgens Nietzsche een einde gemaakt aan Jezus’ originele poging om tot een soort Boeddhistische innerlijke vrede te komen. Dit is hoe het Christendom zich tegen Jezus Christus heeft bekeerd.

Voetnoten
[1] Dit heb ik zelf vrij vertaald vanuit de originele Duitse tekst naar het Nederlands.

[2] idem

[3] idem

[4] Met “Gott ist tot”, bedoelt Nietzsche dat het verval van het geloof in God tot dusver is gevorderd dat vrijwel niemand van de intelligentsia nog gelooft in de kinderlijke verhalen van de Bijbel. Niemand die enigszins goed geïnformeerd is in Nietzsches tijd gelooft dat de wereld was geschapen in zeven dagen, dat de wereld ooit werd geteisterd door een zondvloed, dat er bovennatuurlijke wezens zijn die God dienen of dat Mozes de Rode Zee heeft gesplitst.

[5] Zelf vrij vertaald vanuit de originele Duitse tekst naar het Nederlands.

[6] idem

[7] Voor Nietzsches eloquente verhandeling over hoe het Christelijke moraal eigenlijk in haar fundamenten gebaseerd is op ressentiment en indruist op het ‘heersersmoraal’, zie Nietzsches De Genealogie van de Moraal (1887).

[8] Voor een korte, maar krachtige verhandeling over de verwording van de Übermensch, zie de passage ‘De Drie Metamorfoses’ in Aldus Sprak Zarathoestra (1883).

[9] Zelf vrij vertaald vanuit de originele Duitse tekst naar het Nederlands.